Wie een huisdier uitkiest, denkt er goed over na welk dier het beste bij hem past. Een hond wil graag wandelen, vogels willen kunnen vliegen, een paard heeft een stal nodig en veel beweging… Maar hoe zit het met soortgenoten en de sociale behoeften? Wie van onze beste vrienden hebben een vriendje nodig en wie vindt het juist prettiger om alleen met ons te zijn?
Het is, zoals bekend, nogal een verschil om enig kind te zijn of broers en/of zussen te hebben. In de loop van een mensenleven en afhankelijk van de persoonlijkheid vindt men dit fijn of juist niet, wil men dat wat men niet heeft of is men juist blij dat het zo gelopen is. Maar hoe zit dat bij onze dierlijke vrienden? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, helpt het om eens wat beter te kijken naar het gedrag van het betreffende dier in zijn natuurlijke leefomgeving.
Kudde-, roedel- en
gezelschapsdieren
Een prairie met uitgestrekte weiden en wilde bloemen omringd door bossen. Daar overheen loopt een kudde wilde paarden; hun manen wiegend in de wind, staarten die zwaaien en hier en daar dieren die elkaar vreugdevol begroeten. Zo stellen we ons het begin van ‘Equus’ voor, die pas zo’n anderhalf miljoen jaar geleden van Noord-Amerika naar Eurazië kwam. Kun je de nakomelingen van deze dieren gelukkig eenzaam in een stal voorstellen of zie je ze eerder als koppel, grazend in de wei? Optie nummer twee natuurlijk! Paarden zijn een goed voorbeeld van kuddedieren die absoluut een soortgenoot nodig hebben om een gezond en vervuld leven te kunnen leiden. Vroeger hield men er, bij gebrek aan middelen voor een tweede paard, vaak een geit of en schaap bij. Tegenwoordig weten we dat we, als we onze paarden werkelijk gelukkig willen zien, hen beter in een gemeenschappelijke stal kunnen zetten of een koppel kunnen laten vormen met een soortgenoot. Zelfs als ze geen grote interesse in elkaar tonen, weten de dieren elkaar absoluut op prijs te stellen en zouden ze elkaar missen als er één weg zou gaan. Er is weliswaar geen wet tegen het alleen houden van paarden, dierenartsen en kenners zijn van mening dat het houden van een paard zonder een adequate sociale partner slecht is voor het dier. Paarden moeten elkaar minstens kunnen zien, horen en ruiken en zo contact kunnen maken. Hetzelfde geldt natuurlijk voor pony’s.
Eveneens groepsdieren zijn gerbils en muizen, ratten, chinchilla’s, degoes, vogels en de meeste vissen, konijnen en cavia’s. Nu zijn er onderling natuurlijk vrij grote verschillen wat betreft wie goed samengaat met wie. Zo zijn er vissoorten die helemaal niet met elkaar door een deur kunnen.
Grasparkieten leven in het wild in grote kolonies, net als zebravinken en valkparkieten. Wie voldoende ruimte heeft voor meerdere vogels, kan van elke soort een paartje samen zetten in een grote volière. Je moet je echter wel bedenken dat iedere vogelsoort zijn eigen taal heeft. Als je dus slechts één paartje kunt houden, zorg er dan voor dat de vogels van dezelfde soort zijn. Nog gelukkiger maak je je gevleugelde vrienden echter wanneer je een groepje van vier vogels houdt van dezelfde soort. Dit geeft de dieren een natuurlijk koloniegevoel en ze zijn zekerder van zichzelf.
Maar wees voorzichtig: bij grote papegaaien werkt dit weer anders. Deze vogels lijden als ze alleen worden gehouden (wat in Oostenrijk overigens wettelijk verboden is), maar meerdere soortgenoten kunnen niet altijd even goed met elkaar overweg. Papegaaien wonen dan ook het liefst samen met z’n tweetjes. Houd je ze alleen, dan lijden ze psychisch en lichamelijk, maar een koppel moet elkaar lief vinden, anders zal er vaak sprake zijn van ruzie en stress.
Spreek jij Chinees?
Net als bij de gevederde soortgenoten en bij de hoefdieren (paard, schaap, koe etc.) is ook onder de kleinere zoogdieren geen sprake van uniform begrip voor elkaar. Zo zijn konijnen en cavia’s beide zoogdieren en vinden veel mensen dat ze wel wat weg hebben van elkaar. Maar ze spreken niet dezelfde taal en hebben verschillende behoeften. Een cavia wil niet knuffelen, hij piept en heeft aanspraak nodig van een andere cavia. Net zo is een konijn aangewezen op de toewijding van een andere konijn, die zijn vacht helpt schoonmaken en met hem knuffelt. Zet je een konijn en een cavia in één verblijf, dan betekent dat voortdurende stress voor beiden. Omdat de cavia meestal kleiner is, gaat het konijn hem overheersen. Zet daarom liefst nooit een cavia en een konijn bij elkaar. Ook al wordt het geen knokken en lijkt het eruit te zien alsof ze met elkaar overweg kunnen: een cavia spreekt een heel andere taal dan een konijn. En dat is voor beide zeer frustrerend.
Over hamsters en andere buitenbeentjes gesproken
Maar wat als je slechts plaats hebt voor één dier? Dan zoek je naar een solitair levend huisdier! Dat zijn dieren die in het wild alleen met soortgenoten samenkomen om zich voort te planten. Daartoe behoren onder meer kameleons, schildpadden en hamsters. Bij de hamsters leven de vrouwtjes en de mannetjes altijd alleen. Ze beschikken over drie tot vijf kamers in hun uitgebreide ondergrondse huis. Deze verdedigen ze tot bloedens toe tegen soortgenoten en vreemden. In de paringstijd komen koppeltjes kort samen. Is ‘de daad’ gedaan, dan verdrijft het vrouwtje de toekomstige vader meteen. Na de geboorte zorgt de moeder nog vier tot acht weken voor haar nakomelingen. Daarna verdrijft ze ook hen uit haar territorium. Zusjes blijven dan vaak nog een tijdje samen, maar later – wanneer ze geslachtsrijp zijn – gaan ook zij ieder hun eigen weg.
Voor een hamster is het dus bijzonder onplezierig om zijn verblijf te moeten delen met een soortgenoot. Of beide bewoners gaan de strijd aan met elkaar, totdat er eentje dood is, of de zwakkere brengt zijn leven door in angst en beven. Studies hebben aangetoond dat wanneer twee hamsters samenleven, de zwakkere aanzienlijk eerder sterft. Dat ligt aan de constante stress die hij ervaart door de aanwezigheid van de sterkere soortgenoot.
Maar niet alleen de hamster is een groot voorstander van het leven als single. Ook eekhoorns (artikel 2.2 Wet dieren (NL): dieren die gehouden kunnen worden met toepassing van soortspecifieke houderijvoorschriften) komen alleen samen met soortgenootjes om zich voort te planten. Voor de rest van de tijd leven ze solitair. Wangzakeekhoorns bijvoorbeeld, leven in het wild dan wel in kolonies, maar niet dicht bij elkaar. Ook een grote volière biedt hen niet genoeg ruimte om elkaar uit de weg te kunnen gaan. Het vrouwtje duldt op de langere termijn haar eigen kinderen niet eens en probeert ze te verdrijven. Dit zijn dus dieren die hun territorium niet willen delen.
Onze beste vrienden
Er is niet altijd een soortgenoot nodig. Soms kan ook een mens een partner zijn, of een dier met dezelfde behoeften. Afhankelijk van ras en karakter zijn hond en kat gelukkiger als solitair levende dieren of juist met gelijkgestemden. Vaak leven ze net zo lief (of liever) alleen met mensen. In de natuur onderscheiden hun wilde familieleden zich daarin: wolven leven altijd in roedels, katachtigen (met uitzondering van de leeuwen en jachtluipaarden) geven er de voorkeur aan om alleen door het leven te gaan. Praten we in termen van hun gedomesticeerde afstammelingen, dan kan er echter niet zo eenvoudig gegeneraliseerd worden. Bij katten spelen meerdere factoren een rol. Het kitten van een boerderijkat heeft een veel sterkere vrijheidsdrang dan het jong van een huiskat. Het zal vrij rond willen struinen om andere katten in de omgeving te ontmoeten. Territoriumgevechten zijn daarbij niet ongewoon, maar voor vrij rondlopende katten vormen ze geen probleem. Vaak vormen ze ook ‘gangs’ of bondgenootschappen. Deze hebben hun eigen rangorde. Problematisch wordt het wanneer in een al bezet territorium, zoals bijvoorbeeld een rij huizen, een nieuwe kat komt wonen. Afhankelijk van geslacht en ervaring zal hij met de andere katten in conflict komen en vermoedelijk het onderspit delven. Het kan zelfs gebeuren dat de nieuwkomer als gevolg daarvan wegloopt bij zijn mensen om een nieuw thuis te gaan zoeken. Als hij die keuze heeft tenminste. Wie weinig tijd heeft voor zijn kat, doet er echter goed aan voor het dier een sociale partner te adopteren/aan te schaffen. Katten willen aanspraak, aandacht en knuffels. In een ideale wereld van hun menselijke vriend. Is dit niet mogelijk, dan zijn ze tevreden met een soortgenoot of soms zelfs met een hond.
Honden zijn dan wel roedeldieren en geen solitair levende wezens, wat hun partnerkeuze betreft zijn ze minder strikt dan bijvoorbeeld vogels en gerbils. Heeft een hond een mensenfamilie die goed voor hem zorgt en veel met hem bezig is, dan is hij net zo gelukkig als hij zou zijn met een pure hondenfamilie. In de loop er evolutie hebben honden zich genetisch aangepast aan mensen en accepteren ze ons als sociale partners. Honden verwerken spraak en geluiden bovendien vrijwel hetzelfde als mensen. Afhankelijk van het spraaktype verwerken ze de verkregen informatie in hun linker- of rechter hersenhelft. Hierbij onderscheiden ze tussen emoties en geluiden. Eenvoudiger gezegd: ze begrijpen heel vaak wat we zeggen. Er is dus tussen mens en hond niet zo’n grote taalbarrière als bijvoorbeeld tussen paarden en geiten.
Hoe het met de verstandhouding tussen hond en kat zit, is nog niet diepgaand onderzocht. Aan de hand van hun behoeften en voorbeelden van vrij lopende katten en honden weet men echter dat ze goed met elkaar overweg kunnen, wanneer ze elkaar onder de juiste omstandigheden treffen. Groeien ze samen op of zijn ze al vanaf vrij jongs af aan gewend aan elkaar, dan respecteren ze de grenzen van de ander. Hun behoeften zijn ook vergelijkbaar: dagelijks geaaid worden en voedsel en een plekje voor zichzelf. Beide kunnen goed overweg met mensen, maar ook met soortgenoten.
Zoals je wel hebt gemerkt, zijn de wensen van elke diersoort anders. Als je van je dier houdt, moet je voor zijn partnerkeuze altijd goed informeren wat betreft zijn behoeften en eigenaardigheden. Haal je een nieuw dier in huis, lees je dan eerst goed in over de mogelijkheden van een soortgenoot en hoe je de dieren het beste kunt koppelen. Adopteer alleen een dier wanneer het tot je mogelijkheden behoort en je hem een soortgericht leven kunt bieden, of dat nu met of zonder partner is.
In het kort:
- Papegaaien moeten een partner hebben. Mensen zijn geen vervanging. Houd zo mogelijk een koppel van een enkele soort.
- Konijnen lijden vrijwel altijd als zij alleen worden gehouden. Ze hebben een soortgenoot nodig, geen cavia of een ander (klein) huisdier.
- Cavia’s leven altijd in groepen en lijden zeer onder eenzaamheid. Ze hebben minstens één soortgenoot nodig om gelukkig te zijn. Mensen of konijnen zijn geen vervanging.
- Hamsters moeten alleen gehouden worden. In een groep lijden ze onder stress en sterven ze vroegtijdig.
- Gerbils hebben minstens één soortgenoot nodig. Solitair gehouden renmuizen verdedigen hun territorium.
Laat de dieren daarom absoluut in een neutrale omgeving aan elkaar wennen. - Grasparkieten hebben minstens één soortgenoot nodig. Verschillende parkietensoorten kunnen met elkaar overweg, maar beter is het houden van dezelfde soort. Ze houden ervan om in kolonies te leven, wanneer er voldoende ruimte is.
Uit: Hart voor Dieren 5.2015
Lees ook: Basisverzorging voor hond en kat