Bij ademwegproblemen als hoesten, niezen, oog- of neusuitvloeiing en 
kortademigheid is het mogelijk dat je kat besmet is met de longworm.

 

Kattenlongworm

Niet alle wormen zitten in het maagdarmkanaal van onze huisdieren. Sommige parasieten richten zich op de lagere luchtwegen van de kat, zoals de longworm. De meest voorkomende vertegenwoordiger – en dus de belangrijkste voor onze katten – is Aelurostrongylus abstrusus, de kattenlongworm. Deze besmetting komt vaker voor dan je waarschijnlijk zult denken: afhankelijk van de regio varieert de besmettingsgraad onder buitenkatten tussen de tien en vijftien procent.

longworm kat

 

Gastheren voor de longworm

Op weg naar de kat passeert de longworm verschillende tussenstations. De larven dringen onder andere slakken binnen en ontwikkelen zich daarin tot het infectieuze larvenstadium. De slakken worden vervolgens opgegeten door vogels, muizen of hagedissen; deze kleine dieren zijn een perfecte transportgastheer voor de longworm. Wanneer muizen en vogels door de kat worden opgegeten, heeft de worm zijn doel bereikt: vanuit het maagdarmkanaal van de kat reizen de larven naar het longweefsel en groeien daar uit tot volwassen wormen. Daarom lopen jagende buitenkatten extra veel risico op besmetting.

Symptomen van een longwormbesmetting

De symptomen van een longwormbesmetting zijn vergelijkbaar met die van een verkoudheid, niesziekte of astma. Daarom zal een dierenarts bij luchtwegproblemen ook de mogelijke besmetting met een longworm overwegen. De symptomen zijn onder meer: hoesten, niezen, oog- en neusafscheiding, kortademigheid, ademnood, slecht eten en vermageren. Maar het komt ook voor dat een kat helemaal geen symptomen vertoont, en zo kan het gebeuren dat een ogenschijnlijk gezonde kat overlijdt aan de gevolgen van deze parasiet.
Volwassen wormen kunnen jaren overleven in de longen van de kat zonder larven te produceren. Als de kat vervolgens stress ondervindt, bijvoorbeeld als hij ziek is, kan de longworm weer actief worden en opnieuw eitjes gaan produceren. Soms ontstaan er dus pas jaren na besmetting symptomen van benauwdheid.

longworm kat

Ernst van de longwormbesmetting

De ernst van de symptomen hangt af van het aantal wormen in het longweefsel. Katten die beperkt zijn besmet, vertonen soms weinig of helemaal geen ongemak. In geval van een ernstige besmetting kunnen de symptomen echter chronisch worden. De algemene toestand verslechtert dan snel. Jonge dieren en katten met een verzwakt immuunsysteem lopen daarbij extra gevaar.
Een kat kan sterven aan een longwormbesmetting.

longworm kat

Ontlasting en/of röntgenfoto

Voor een betrouwbare diagnose moeten er wormlarven in de ontlasting worden gevonden. Hiervoor moeten de uitwerpselen van de kat van drie opeenvolgende dagen door een dierenarts worden onderzocht. Waarom drie dagen? Omdat de longworm niet elke dag evenveel eitjes produceert en zo is de kans groter dat er longwormlarven kunnen worden aangetoond bij het onderzoek.
Ook kunnen er röntgenfoto’s van de longen gemaakt worden om te constateren of er sprake is van een longwormbesmetting. Dit wordt onder meer zichtbaar door lokale ontstekingsreacties.

Langdurige therapie longworm

Afhankelijk van de ernst van de besmetting kan de bestrijding van de longworm behoorlijk langdurig zijn. De middelen die de dierenarts voorschrijft moeten meestal  herhaaldelijk worden toegediend, totdat alle longwormen zijn gedood en uit het lichaam zijn verdwenen. De regeneratie van het longweefsel kost ook tijd. Ondertussen kunnen de symptomen blijven optreden en zelf erger worden.
Eenmalig ontwormen is niet voldoende, omdat de beschikbare anti-parasitaire middelen de volwassen wormen doden, maar helaas niet de eitjes. Overigens kunnen er tijdens de behandeling heftige ontstekingsreacties in de longen voorkomen omdat de longwormen massaal afsterven. Dit kan zelfs zo heftig zijn dat de benauwdheid tijdens de behandeling aanzienlijk verergert. Het is dan ook heel belangrijk dat de dierenarts de kat regelmatig ziet tijdens de behandelingsfase.

longworm kat

Longworm: risicogroep en preventie

Katten die behoren tot de verhoogde risicogroep – dus vooral jagende buitenkatten – kunnen ter preventie regelmatig worden ontwormd, bij voorkeur om de vier weken. Het is belangrijk dat de kuur ook longwormen bestrijdt en dat is niet bij elk middel het geval. Vraag daarom advies aan je dierenarts.
En als je een jagende buitenkat hebt die last heeft van hoesten, niezen, een slechte eetlust of ‘reutelen’, laat hem dan zeker even nakijken door de dierenarts.

Andere artikelen die mogelijk ook interessant zijn voor je:

* Dementie bij de kat
* Dossier kattenziekte
* Als je kat last heeft van haarballen

Meer van deze onderwerpen vind je maandelijks in Hart voor Dieren
magazine

Foto’s: Shutterstock